
Amerikaanse autoriteiten stellen dat AI-geproduceerde inhoud niet auteursrechtelijk beschermd kan worden
Een recent rapport van het Copyright Office heeft duidelijkheid verschaft over de juridische status van door AI gegenereerde werken. Het stelt dat volledig door prompts gegenereerde kunstwerken niet in aanmerking komen voor auteursrecht, maar dat het gebruik van AI-tools niet automatisch betekent dat een werk niet beschermd kan worden.
De kern van het rapport, getiteld "Copyright and Artificial Intelligence", is dat voor een kunstwerk om in aanmerking te komen voor auteursrecht in de Verenigde Staten, er “een zekere mate van originaliteit” en “menselijke auteurschap” vereist is. Cruciaal is dat simpelweg het invoeren van prompts in een AI-beeld- of tekstgenerator niet aan deze vereisten voldoet. De auteur (of kunstenaar, of een andere relevante creatieve term) van een werk wordt gedefinieerd als “de persoon die een idee omzet in een vaste, tastbare expressie.” Een AI-systeem kan deze rol niet vervullen, ook al gebruikt het input van een mens om output te genereren.
Volgens het rapport, dat door Reuters werd opgemerkt, “strekken auteursrechten zich niet uit tot puur AI-geproduceerd materiaal, of materiaal waarbij er onvoldoende menselijke controle is over de expressieve elementen.” Het Copyright Office stelt dat er simpelweg te veel autonoom werk wordt verricht tussen de prompt en de output om het nog als door een persoon gemaakt te beschouwen. Het rapport verwijst naar gevestigde jurisprudentie en stelt: “…de Hoge Raad heeft duidelijk gemaakt dat originaliteit vereist is, niet alleen tijd en moeite.”
Een van de bepalende factoren in het rapport is dat een AI-systeem een vrijwel oneindige hoeveelheid output kan creëren, die enigszins gerelateerd maar in wezen onbeperkt variabel is, wat duidt op een gebrek aan menselijke input en controle. “Het feit dat identieke prompts meerdere verschillende outputs kunnen genereren, wijst verder op een gebrek aan menselijke controle. […] De black box van het AI-systeem biedt verschillende interpretaties van de instructies van de gebruiker. Het herhaaldelijk aanpassen van prompts verandert deze analyse niet of biedt geen voldoende basis voor het claimen van auteursrecht op de output.”
Het is echter belangrijk te benadrukken dat het feit dat iets dat volledig is gecreëerd door het invoeren van prompts in een AI-tool niet auteursrechtelijk beschermd kan worden, niet betekent dat elk gebruik van AI een kunstwerk uitsluit van auteursrechtelijke bescherming. Het uitbreiden van dit argument naar digitale kunst en mediatoepassingen in het algemeen, of zelfs teruggaand naar het eerste gebruik van camera's om stilstaande beelden vast te leggen, zou de creatieve expressie en de mogelijkheid om deze te verkopen te veel beperken.
“Het gebruik van AI-tools ter ondersteuning van menselijke creativiteit, in plaats van deze te vervangen, heeft geen invloed op de beschikbaarheid van auteursrechtelijke bescherming voor de output,” stelt het rapport. “Auteursrecht beschermt de originele expressie in een werk dat door een menselijke auteur is gemaakt, ook als het werk AI-geproduceerd materiaal bevat.”
Neem bijvoorbeeld de recente toepassing van AI door Activision in de nieuwste Call of Duty-game. Het gebruik van door AI gegenereerde stilstaande beelden maakt de hele game niet ongeschikt voor auteursrecht. Gezien de associatie met een groter commercieel product, zijn de beelden zelf ook niet beschikbaar voor gebruik zonder auteursrecht door andere bedrijven. Dit is althans hoe ik de interpretatie begrijp (ik ben geen jurist, zeker niet gespecialiseerd in auteursrecht).
Maar hoe bepalen we nu hoeveel AI te veel is? Waar ligt de grens voor wanneer een product of project te veel AI-geproduceerde inhoud gebruikt en daardoor niet “menselijk” genoeg is om in aanmerking te komen voor auteursrecht? Frustrerend genoeg is er geen duidelijke grens als bepalende factor. “Of menselijke bijdragen aan AI-geproduceerde outputs voldoende zijn om auteurschap te constituereren, moet van geval tot geval worden geanalyseerd,” zegt het rapport. Dit doet denken aan de beroemde test voor obsceniteit: “Ik weet het wanneer ik het zie,” die daadwerkelijk juridische precedent heeft in de Verenigde Staten.
Deze ambiguïteit lijkt onvermijdelijk te leiden tot rechtszaken. Stel je voor dat iemand een AI-tool ontwikkelt die in staat is om een volledig mobiel spel te creëren vanuit één enkele prompt, en een ander iemand kopieert en verkoopt dat spel op basis van het argument dat het niet auteursrechtelijk beschermd kan worden. Het zal aan een rechter zijn om te bepalen of het oorspronkelijke werk voldoende menselijke creativiteit bevat om in aanmerking te komen voor bescherming.
Een paar dingen om in gedachten te houden in deze situatie: ten eerste, de wet loopt altijd achter op technologie; en ten tweede, deze uitspraak geldt alleen voor de Verenigde Staten – en heeft zelfs dan niet de kracht van wet. Een nieuwe wet aangenomen door het Congres of een uitvoerend bevel van de president kan sommige of alle aspecten op elk moment wijzigen. Wat betreft de invloed van AI op auteursrecht, bevinden we ons nog steeds in een complex en onduidelijk terrein.
Aanbevolen reactie
Doe je mee?
Je kunt nu een bericht plaatsen en je later registeren. Als je al een account hebt, kun je je hier aanmelden.
Note: Your post will require moderator approval before it will be visible.